Er was eens een brugklascoördinator, annex-wiskundeleraar, waarvan niemand dacht dat hij ook maar een klein beetje literair aangelegd was. Hoezeer leed hij onder deze gedachten en hij wachtte vol smart op een kans om de wereld te laten zien dat hij wel degelijk een volbloed literator was. En, zijn geduld werd beloond, want wat wij vinden op pagina vier getuigd van voortreffelijk literair talent. En hij leefde sindsdien nog lang en gelukkig.
AKTIEFIETS -een sprookje
(met fabelachtige inslag)
Er was eens een fiets, die niet begreep waarom zijn meester hem elke dag weer met zijn voorwiel tussen twee klemmende staven staal schoof. Dat deze fiets dat niet begreep, was niet zo verwonderlijk, hij had immers nog nooit kennis gemaakt met het reglement van de school, dat zijn meester verplichtte hem elke dag met zijn voorwiel tussen de klemmende staven staal te plaatsen, en als hij er wel kennis mee had gemaakt, dan zou dat de fiets nog niet geholpen hebben, want hij kon helaas niet lezen. Overigens hoefde de fiets daar niet zo zwaar aan te tillen, dat niet kunnen lezen, want als hij wel had kunnen lezen, had hij toch weer niet BEGREPEN waarom hij elke dag met zijn voorwiel tussen de klemmende staven staal geschoven werd, immers die beklemming deed hem pijn en pijn verdraagt geen regels.... Daarom zou het ook geen zin gehad hebben, dat de fiets had kunnen lezen en begrijpen; zijn pijn zou hem ogenblikkelijk naar de ZIN van de regels hebben doen vragen, maar om deze zin te doorgronden, had hij buiten zijn bestaan als fiets moeten treden. De almachtige, in zijn wijsheid, had echter anders beschikt: Hij was een fiets en kon alleen als fiets denken. Ja, denken, dat kon hij wel, als fiets natuurlijk, sterker, hij kon voelen; Ja, hij had beslist gevoel, hij leed er immers onder dat hij elke dag door zijn meester met zijn voorwiel tussen twee klemmende staven staal geschoven werd, alleen hij begreep niet waarom.
"Als hij dat nu eens begrijpen kon", Peinsde de almachtige. "misschien dat de pijn van deze fiets om zou slaan in vreugde vanwege het begrijpen?!" Daarom geschiedde het dat het de fiets gegeven werd zijn leed tegen zijn meester kond te doen: een lijdende fiets, die even kon spreken tot degene die hem het leed berokkende.. En zijn meester was verbaasd, hogelijk verbaasd, ja, stomverbaasd eigenlijk, een fiets die sprak, en dat nog wel tegen hem! En de meester van de fiets werd ontroerd, diep ontroerd, ja, tot smartens toe bewogen werd de meester van deze sprekende fiets. Een fiets die sprak en pijn had. Wie had dat ooit gedacht?
Met vreugde voelde de fiets de bewogenheid van zijn meester; hij voelde het aan het wippen op zijn zadel. Nu kwam het vast goed, zijn meester was een mens, een weldenkend mens; mensen kunnen buiten zichzelf om denken, heel moeilijk, maar (zo had alweer de almachtige beslist) ze kunnen het. De mens, zijn meester dus, zou een einde aan zijn lijden maken.
En ja hoor, van nu af aan schoof zijn meester hem niet meer in de klemmende staven staal, maar plaatste hem in plaats daarvan tegen het hek voor de school. De fiets voelde zich een koning, een koning voor de school en van de fietsen. Vooral de jaloerse blikken van de andere fietsen, die wel door hun meesters in de klemmende staven staal geschoven werden, gaven hem dat gevoel. De almachtige schudde zijn hoofd, toen hij de fiets daar zo zag pronken, en gaf de volgende twee fietsen het spreekvermogen: twee, omdat zijn plan dan wat sneller verliep; meer had geen zin, want dan zou het begripsproces bij de fiets waar het allemaal om begonnen was, in de war raken.
De dag daarop stonden drie koningen te pronken voor de school... Maar de fiets waar het allemaal om begonnen was, begreep nog steeds niet waarom zijn meester hem vroeger in de klemmende staven staal geschoven had. Omdat de meester in het weekend andere dingen te doen had, de almachtige trouwens ook, stonden er na zeven dagen negen fietsen voor de school; geen koningen natuurlijk, drie kon er nog mee door, maar negen werd te gek.
Bij de fiets waar alles om begonnen was, werd de vreugde van het verlost zijn nu wel een beetje vergald door het geen koning meer zijn. Maar nog steeds begreep de fiets niet waarom hij vroeger door zijn meester met zijn voorwiel tussen de klemmende staven staal geschoven werd..
Na veertien dagen stonden er negentien fietsen voor school.... Maar nog steeds begreep de fiets waar alles mee begonnen was, niet, waarom zijn meester hem vroeger met zijn voorwiel tussen de klemmende staven staal geschoven had.
Voor mensen zelfs voor de eenvoudigen van geest, is het duidelijk waar dit alles
op uit moest lopen. Voor de fiets waar alles mee begonnen was, duurde het nog een
tijdje voor het begon te dagen; dat was uit de aard van zijn "fiets zijn" pas op het moment dat hij in de verdrukking kwam tussen al die andere fietsen: op het moment dat hij PIJN kreeg dus. De pijn herinnerde hem aan die andere pijn, die hij vroeger aan zijn voorwiel had (tussen de klemmende staven staal), vroeger van voor zijn spreken. Maar de pijn van de laatste tijd, was erger, veel erger, ook veel onverwachter: steeds van die felle scheuten als er weer een collega-fiets in de hoop voor het hek gesmeten werd; de meesters immers waren al lang weer vergeten dat hun fietsen een gevoelsleven hadden.
De fiets verlangde steeds meer terug naar de tijd dat hij veilig, met een beetje pijn weliswaar, tussen twee staven staal gestald stond. Dat terugverlangen werd bijna ondragelijk toen zijn vriendje fiets, die altijd naast hem in het rek had gestaan, zo maar op een goede dag door een bruutmens meegenomen werd. Later hadden ze zijn vriendje teruggevonden, in een sloot, helemaal dood, rood van de roest (er zat altijd al zo weinig verf op hem). De fiets, in al zijn wanhoop, verlangde wanhopig dat hij nog eenmaal spreken kon. Op dat moment had de allerhoogste gewacht.. De fiets mocht nog eenmaal spreken. In een lange smeekbede wist de fiets zijn meester er van te over-tuigen dat zijn pijn zo erg was dat hij niets liever wilde dan voortaan weer tussen de veilige staven geschoven worden. En van die dag af werd de fiets weer tussen de klemmende staven staal geschoven, maar ze klemden niet meer zo. En de fiets, hij was gelukkig....
Hiermee zou het sprookje ten einde kunnen zijn, ware het niet dat ook de andere fietsen nog gered moetsten worden. Toen de andere meesters zagen dat de meester van de fiets waar het allemaal mee begonnen was, zijn fiets weer in de klemmende staven staal schoof, vroegen zij hem waarom hij aldus handelde. Het antwoord verraste iedereen, hoewel zij allen het hadden kunnen weten: hun fietsen hadden immers eens ook kunnen spreken en getuigen van hun pijn. Nu bleek dat de wijsheid van de allerhoogste wel zeer uitzonderlijk was: de andere meesters hadden hem zelfs niet meer nodig om tot het inzicht te komen dat ook zij hun fietsen beter weer in de klemmende staven staal konden stallen (dat was voor de allerhoogste mooi meegenomen, hij had het druk genoeg met belangrijker zaken).
Maar er was een meester die morde... Waarom had de allerhoogste ook aan zo veel fietsen, het spreekvermogen gegeven, een paar, waaronder de zijne, was toch mooi genoeg geweest? Dat morren op zich was niet zo erg: morren is zeer menselijk en het menselijke aspect mag nooit verwaarloosd worden. Maar deze meester BLEEF morren. Zijn morren bleek zelfs uitgangspunt, toen hij zijn gedachten op papier zette onder het motto: "Wat zou dat nou, zo’n paar fietsen voor tegen het hek", en meer van die rethorische vragen, bedoeld voor de andere meesters om medelijden op te wekken. Het was zeer goed van deze "morder" bekeken om ter bescherming van zijn eigen belang anoniem op te treden. Domheid hult zich graag in anonimiteit.
tekst W. Ooiman
